Vier sterren NRC: Ook moderne symfonieorkesten kunnen een prachtig intieme Matthäus-Passion uitvoeren

algemeen • 12 april 2023

NRC

Matthäus-Passion Dirigenten Peter Dijkstra en Duncan Ward vlogen de Matthäus met het Rotterdams Philharmonisch en philharmonie zuidnederland elk op hun manier aan, maar beide uitvoeringen verveelden geen moment.
 
Bachs Matthäus-Passion blijkt bij elke uitvoering weer een levend lichaam met talloze vormen en verschijningen: een spel van duisternis en licht, verstilling en volkswoede, drama en beschouwing. Het muzikale geraamte is hetzelfde, maar wat zijn er veel manieren om het stuk en de rollen aan te kleden. Daarin schuilt de genialiteit van Bach en tekstdichter Picander, die het verslag van lang vervlogen gebeurtenissen vermengen met koren en aria’s die door ons in het heden worden gevoeld.

  Onbekend met de Matthäus-Passion?Leer Bachs populaire meesterwerk kennen in onze Matthäus-gidsBij de philharmonie zuidnederland en het Rotterdams Philharmonisch Orkest was de invulling van de twee centrale personages – de evangelist (verteller) en Christus – wezenlijk anders. In Maastricht nam de verteller Marcel Beekman het publiek mee in een actuele herbeleving van het lijdensverhaal, alsof je in een droom daadwerkelijk getuige was van een strijd op leven en dood. En de Christus van de uit het hoofd zingende bas Huub Claessens bleef – mooie vondst – alom in zijn rol aanwezig op het podium, ook wanneer hij zweeg; als iemand die niet meer van deze wereld was. In Rotterdam was evangelist Maximilian Schmitt niet minder, maar hij stelde zich beschouwelijker op. En de Christus van Thomas Stimmel dook op als men hem nodig had.

Medelijden en volkswoede
Dirigent Peter Dijkstra had in De Doelen grotere krachten tot zijn beschikking dan Duncan Ward, die tien koorzangers minder had. Dijkstra kon daardoor net wat scherpere contrasten boetseren tussen medelijden en volkswoede. Hij bouwde meer stiltemomenten in: vooral de immense leegte na het sterven van Jezus, met daarna het fluisterende begin van het koor in ‘Wenn ich einmal soll scheiden’ hakte erin.

In de aria’s sprongen in Rotterdam countertenor Maarten Engeltjes, bariton Thomas Oliemans en sopraan Jeanine de Bique eruit. Tenor Jan Petryka daarentegen was wat hoekig in zijn benadering. In het ‘Erbarme dich’ liet Engeltjes je het branden van Petrus’ bittere tranen voelen. De kleurschildering van de stemmen in het samenspel tussen hem, De Bique en het koor in ‘So ist mein Jesus nun gefangen’ en ‘Sind Blitze, sind Donner’ was magistraal.

Bij philharmonie zuidnederland duurde het even voordat alt Rosanne van Sandwijk haar draai vond. Sopraan Judith van Wanroij, tenor Linard Vrielink en bariton Raoul Steffani verplaatsten – ondanks de vele rolwisselingen – meteen moeiteloos de dramatische spanning van het ene naar het andere karakter. Hier sprongen de emotionele diepten van Van Wanroij’s ‘Aus Liebe’ en Steffani’s ‘Komm, süsses Kreuz’ eruit.

Beide ensembles bewezen dat moderne symfonieorkesten goed mee kunnen in de intiemere benadering van Bach’s Matthäus-Passion die de laatste decennia door uitvoeringen van in oude muziek gespecialiseerde ensembles overheersend is geworden. Zowel Dijkstra als Ward lieten zien een spanningsboog te kunnen scheppen die nergens de aandacht doet verslappen: voor je het wist, waren de stukken alweer afgelopen, zonder dat je de indruk kreeg dat de muziek er doorheen werd gejaagd.