Laetitia Gerards: ‘Ik hoor op het podium, of het nu met Mozart is of Cole Porter’
algemeen • 16 juni 2025

Eind juni en begin juli brengt Philzuid een ongewoon repertoire: musical-hits in de grote Brabantse en Limburgse concertzalen. In dit programma, Philmusical, zingen de in Helmond opgegroeide sopraan Laetitia Gerards en de Limburgse musicalster Milan van Waardenburg melodieën van George Gerswhin, Richard Rogers, Irving Berlin, Cole Porter en Leonard Bernstein. Chefdirigent Duncan Ward, voor wie als Brit de kloof tussen musical en klassiek minder diep is, leidt de concerten. Een interview met Laetitia Gerards.
door Camiel Hamans • Fotografie > Romy Treebusch
“Mijn wereld is de muziek”, legt Laetitia Gerards met haar dochter van zeven maanden op schoot uit in haar statige, maar nog grotendeels op te knappen Amsterdamse grachtenpand. “Niet specifiek klassiek of musical, maar het hele veld. In het tv-programma de ‘Beste Zangers 2025’, dat dit najaar uitgezonden wordt, sta ik ook naast Paul de Leeuw, Acda en De Munnik, Bente, Snelle, Typhoon en Jacqueline Govaert. Ik zing daar met mijn klassieke stem pop en lichte muziek. Wel versterkt. Ik ben met mijn muziektheaterachtergrond heel breed georiënteerd. Voor mij voelt het dus helemaal niet vreemd om het Philzuid een musicalprogramma te brengen.”

“Ik ben met mijn muziektheaterachtergrond heel breed georiënteerd.”
Laetitia dacht lang dat ze celliste wilde worden
“Ik ben groot geworden met muziek. Mijn moeder is pianolerares, maar speelt ook fluit. Mijn beide zussen, ik ben de middelste, spelen viool. Ik was geen vioolmeisje, vond mijn moeder. Ik speelde niet met poppen, had geen voorkeur voor roze, ik was meer een tomboy. Dus paste cello meer bij me, dacht ze. Ik heb heel lang gedacht celliste te worden. Toen ik vanaf mijn twaalfde wilde stoppen omdat ik het minder leuk begon te vinden, hebben mijn ouders de beste truc verzonnen die ze maar hadden kunnen bedenken. Ik mocht stoppen, maar moest eerst eens een seizoen meespelen in een jeugdorkest. Als ik er dan nog steeds genoeg van had, was dat ok.”
“Maar het tegenovergestelde gebeurde. Ik was de jongste in het orkest en keek enorm op tegen de oudere kinderen, niet alleen die cello speelden. Het was voor mij zoiets bijzonders gelijkgestemden te vinden. En dan met zestig man de mooiste symfonieën spelen. Het repertoire ging in mijn poriën zitten. Dat voel ik nu nog als ik met orkest optreedt. Dat je mee kunt spelen met of meer nog in zo’n grote groep.”
En dan met zestig man de mooiste symfonieën spelen.
Het repertoire ging in mijn poriën zitten.
“Toen ik een jaar of vijftien. zestien was, mocht ik ook als solist optreden. Dat was het niet voor mij. Ik was er te zenuwachtig voor. Maar ik wilde wel op het podium. Dus nam ik toneelles. Als ik in een rol mag kruipen, vind ik het niet meer eng en verdwijnen de zenuwen. Maar al acterend bleek ik toch de muziek te missen. Ik zong wel eens, maar niet echt bewust. Tot de toneeljuf op een gegeven moment zei ‘jij gaat nu een liedje zingen’.”

“Als ik in een rol mag kruipen, vind ik het niet meer eng en verdwijnen de zenuwen.”
“Dat ging goed en toen wist het, acteren en muziek, één plus één is twee: zingen. Ik werd lid van een musicalgroep in Helmond. Dat ging me goed af. Eén maal per jaar voerden we met de groep een musical uit. Ik deed auditie voor een mooie rol en kreeg de hoofdrol. In Maartje Rammeloo vond ik een fantastische zangdocent. Intussen bleef ik echter ook nog cello spelen. Met dat instrument kwam ik in de young talentklas van het Fontys conservatorium in Tilburg.”
School was niet zo leuk
“Ik wilde echter verder met zang en acteren en deed auditie voor de vooropleiding muziektheater in Tilburg, waar ik werd aangenomen. Met cello ben ik toen gestopt… Ik keek uit naar de weekends dat ik les had in Tilburg. School was niet zo leuk, ik wilde er zo snel mogelijk van af. Daarom besloot ik van vwo naar havo te gaan, dat scheelde een jaar en met havo kon je ook op het conservatorium terecht. Op school zat ik af te tellen tot het vrijdag werd. Dan kon ik naar Tilburg voor de muziek.”
Ik hou van de grote, klassieke musicals,
maar die worden bijna nooit meer uitgevoerd.”
“Na de vooropleiding kon ik door naar de bacheloropleiding Muziektheater. Dat was ontzettend de moeite waard. Ik kwam mensen tegen die ik begreep en die mij begrepen. Ik werd uitgedaagd, maar toch knaagde er iets. Zit ik wel op de juiste muziek? Ik weet wat ik wil, gelukkig zijn en geld verdienen met muziektheater. Gelukkig was ik, maar of ik na mijn opleiding kon spelen in de musicals die mijn hart gestolen hadden, was de vraag. Ik hou van de grote, klassieke musicals van Rodgers, Berlin, Gerswhin, Hammerstein, Bernstein en Soundheim, maar die worden bijna nooit meer uitgevoerd.”
Ineens wist ik het: ik zat verkeerd
“In diezelfde tijd kwam YouTube op. Daar zag ik opera. Van huis uit kende ik dat wel enigszins, want met mijn ouders was ik er wel heen geweest. Ik vond het interessant, maar daar bleef het bij. Nu zag ik op YouTube ineens de grote opera’s, een wereld van zang, acteren, kostuums en met een groot orkest. Ineens wist ik het. Ik zit verkeerd, ik moet klassieke zang gaan doen, en ik ging naar Amsterdam waar ik weer een goede docent vond, Sasja Hunnego. Daar ben ik ben helemaal opnieuw begonnen, ook al had ik er al twee jaar van mijn bachelor opzitten.”

“Ik zag de grote opera’s, een wereld van zang, acteren, kostuums en met een groot orkest. Ineens wist ik het…”
“Bij Sasja heb ik geleerd hoe mijn instrument te bespelen, maar aan acteren werd minder aandacht besteed. Dus vroeg ik me opnieuw af of ik wel op de goede plek zat. Van medeleerlingen en ouderejaars hoorde je over het zwarte gat na je opleiding. Dan moet je ineens aan de bak, maar hoe. Daarom ben ik meteen aan wedstrijden gaan meedoen. Vanaf de eerste dag op het Amsterdamse conservatorium. Op die manier hoopte ik podiumervaring op te doen en tegelijk onder de aandacht te komen. Dat lukte. In 2012 deed ik mee aan het Prinses Christina Concours.”
Voor mijn gevoel win ik per ongeluk
“Ik verwachtte er niet veel van. Mijn opzet was een ronde verder te komen. Ik won, per ongeluk zoals het voor mij voelde, want ik had er niet veel speciaals voor gedaan. Het Concertgebouw schreef in hetzelfde jaar een auditie uit voor West Side Story. Ik zag mijzelf niet als het Mariatype, maar anderen overtuigden me om toch voor de rol op te gaan. Zo werd ik Maria en kwam er zelfs mee in De Wereld Draait Door. Ik vroeg vaak vrij op het conservatorium voor alles wat ik ernaast deed, maar daar zagen de docenten niets in. Ik heb dus braaf alle lessen gevolgd waarbij ik aanwezig moest zijn en alle punten gehaald die nodig waren voor mijn examen.”
“Nu word ik gevraagd voor zowel klassiek als musical, maar ook voor moderne muziek. Dat doe ik graag. Ik zing mijn hele leven al covers, want in feite doe je dat ook als je Mozart zingt of Bohème. Bij eigentijdse muziek moet jij bepalen hoe het werk uitvoert, bovendien gaat het over thema’s van nu en is de tekst vaak in het Engels, zodat het publiek je kan verstaan. En soms heb je contact met de componist.”
Ik wil gelukkig zijn
“Ik weet dat ik mij door juist niet te specialiseren en geen eigen niche te kiezen bij sommige casting directors en agenten weinig populair maak. Die zoeken zangers die met één rol of met een beperkt repertoire tot de Scala kunnen reiken of tot Covent Garden. Die ambitie heb ik niet. Ik wil gelukkig zijn, op het podium staan en met mijn stem verhalen vertellen. Beroemd worden is niet mijn doel. Met mijn breedte ben ik juist weer voor andere programmeurs interessant, voor orkesten die zoals Phion een breed Nieuwjaarsconcert willen programmeren. Daarin kan ik dan zowel Ravel, Cole Porter als Wende Snijders zingen. Met pianist Thomas Beijer breng ik een voorstelling waarin we voor de pauze klassiek doen en daarna, met microfoon maar wel met mijn klassieke stem, licht repertoire. Voor het publiek is de afwisseling interessant, maar ook het verschil in techniek.”

“De klassieke musical-hits zoals ze bedoeld zijn, met groot orkest.”
“De reeks met Philzuid wordt bijzonder. Normaliter hoor je in Nederland musical met een klein bandje, een ensemble van maximaal acht of tien musici. Nu gaan de klassieke musical-hits zoals ze bedoeld zijn, met groot orkest. Dat is voor mij iets om naar uit te kijken, maar voor het publiek ook, denk ik.”
Originele artikel op Brabant Cultureel.